DE MIDDELEEUWEN OLDAMBT EN DE CLEYNE HORTUS

Dagelijks leven

over de Badāwa en de Hadāra (en de levensloop van een samenleving)

Veel mensen weten niet dat de Arabische wereld omstreeks 1100, de tijd van onze kruistochten naar het Heilige Land, inmiddels al eeuwen voor liep op West Europa op sociaal, economisch, cultureel en wetenschappelijk gebied. Vanaf die periode was West Europa aan een inhaalslag begonnen. In die Arabische wereld leefde van 1332 tot 1406 de wetenschapper Ibn Khaldûn. Hij was een telg uit een berberfamilie en deze familie maakte deel uit van de elite van de islamitische wereld van de Berbers in Zuid Spanje en Noord Afrika. Al vele generaties lang bracht deze familie hogere ambtenaren voort in de stad Sevilla in het Arabische Kalifaat van Cordoba.

Ibn Khaldûn schreef in 1377 de Al-Muqaddima, een Inleiding op zijn boek Kitab Al-Ibar, Boek der voorbeelden. In de Al-Muqaddima verwoordt hij een belangrijke visie, waarbij de opkomst vanuit de rurale wereld van een machtige stedelijke samenleving en het verval daarvan, in het middelpunt staan van de aandacht. In het belangrijke werk beschrijft Ibn Khaldûn de opkomst, bloei en verval van een stedelijke macht als een natuurlijk proces. Het spreekt in onze Moderne Tijd menigeen tot de verbeelding en zet ons aan het denken over moderne maatschappelijke vraagstukken en ontwikkelingen van velerlei aard, omdat er zoveel raakvlakken zijn.

Ibn Khaldûn beschrijft de ontwikkeling van de menselijke (stedelijke) samenleving onder andere aan de hand van de begrippen Umrân, Asabiyya, Badāwa en Hadāra.

Umrân

De Umrân is de álles omvattende cultuur, die de mens heeft voortgebracht via het van nature bundelen van de krachten. Deze allesomvattende cultuur bestaat uit de Badāwa, de rurale samenleving en de Hadāra, de stedelijke samenleving. De Umrân kent verschillende fasen van ontwikkeling: opkomst, bloei en neergang. De verschillende fasen vormen tezamen een cyclus, maar deze cyclus leidt niet tot een blijvend einde van alles wat er is, aldus de schrijver. Er is geen sprake van een overgang van tijdelijkheid naar eeuwigheid. De ene cyclus wordt namelijk altijd opgevolgd door een nieuwe cyclus.

















Asabiyya

De kracht, die de ontwikkeling van de verschillende cycli in gang zet of tot stand brengt, is de Asabiyya. Het betekent zoveel als gemeenschappelijke aspiraties, gemeenschappelijke wil tot macht of groepssamenhang.

Badāwa

De rurale samenleving of de Badāwa, bestaat uit de nomadische en de agrarische bevolking. In deze rurale wereld is het gesproken woord het belangrijkst en niet het geschrevene. Het is een orale samenleving, waarin poëzie een belangrijk fundament is, waarop het samenleven wordt gebaseerd. De onderlinge solidariteit vormt daarbij de belangrijkste kracht tot het kunnen samenleven. Het belangrijkste bij solidariteit is verbondenheid in sociale omgang, kameraadschap, langdurige vriendschap en vertrouwdheid. De basis van een rurale samenleving is ook het respect voor een ander en welwillendheid naar deze ander. Als bloedverwanten samenleven met personen, die er later zijn bijgekomen, krijgen deze nieuwelingen in de rurale samenleving dezelfde status als bloedverwanten. Het worden beschermelingen. Dat altijd en alleen bloedverwantschap nodig is voor het kunnen ontstaan van solidariteit is slechts een idee, dat in de gedachten van mensen leeft. Het is zeker geen voorwaarde voor solidariteit. Eerst als er politieke macht ontstaat ontstaan er verschillen, maar dan alleen tussen enerzijds de bloedverwanten en beschermelingen en anderzijds nieuwelingen, die ná het ontstaan van de politieke macht erbij zijn gekomen. De positie van deze nieuwe vreemdelingen is dan per definitie zwakker en een goede samenwerking met hen is niet waarschijnlijk. Als een heerschappij de eigen ondergang ziet naderen worden vaak nieuwe vreemdelingen toegevoegd, maar zij hebben geen band met de samenleving. Dan zijn het bedienden geworden en helpers en zeker geen beschermelingen.

De cultuur op het platteland en in de rurale samenleving in zijn geheel is ouder dan en gaat vooraf aan de stedelijke cultuur. De rurale wereld is de oorsprong en het reservoir van de beschaving in het algemeen en van de steden in het bijzonder. Boeren, veetelers en nomaden zijn de stam, waaruit stadsbewoners en de stedelijke cultuur voortkomen. De hardheid van hun leven gaat vooraf aan het gemak van een stedelijk leven. Daarom streven ze ernaar om stedelingen te worden en slagen daarin, zodra de middelen er zijn. Dan wordt gaandeweg een leven van weelde mogelijk en maakt men zich de gewoonten eigen, die daarbij horen. Men zoekt de rust en onderwerpt zich aan de wetten van het stadsleven. Boeren, veetelers en nomaden moeten zich verdedigen op open terrein, hebben geen stadsmuren, geen poorten en ook geen leger. Ze dragen altijd een wapen bij zich. Ze slapen alleen als er anderen bij zijn en zijn alert op het minste geluid. Ze moeten op zichzelf vertrouwen. Kracht en moed zijn vaste karaktereigenschappen. Hun onafhankelijkheid is een natuurlijke eigenschap. Stedelingen kennen deze onafhankelijkheid niet meer en zijn bij hen dan ook volledig onzelfstandig.

Hadāra

De stedelijke samenleving of de Hadāra heeft een eigen stadscultuur in ommuurde steden en stadjes. Hierin is het geschreven woord het belangrijkste fundament, waarop het samenleven wordt gebaseerd. Het is de sedentaire beschaving of de samenleving waarin men op vaste plaatsten woont in steden. De voorwaarden voor het kunnen ontwikkelen van een succesvolle stad zijn velerlei. Er dient een stadsmuur te zijn en de stad moet zijn gelegen op een ontoegankelijke plaats, waar een gezonde luchtstroom is. Er moet water zijn van een rivier of een bron. Er moeten vervolgens weidegronden zijn in de omgeving voor het vee, akkergronden voor de gewassen en bossen voor het hout om te stoken en te bouwen. Bij voorkeur dient de stad te zijn gelegen in de buurt van een zee voor de invoer van uitheemse goederen. Andere belangrijke zaken voor een stad zijn een vaste aanvoer van levensmiddelen, men dient zich te kunnen voorzien van kleding, gebruiksvoorwerpen en rijdieren (lees vervoer), er moeten ambachten zijn en ook gebouwen.

Stedelingen geven de voorkeur aan een kalm en rustig bestaan en geven zich over aan luxe. De persoonlijke verdediging laten ze over aan de heerser en zijn leger, die hun belangen behartigen. Ze vertrouwen de stadsmuren of het fort, dat hen verdedigt. Ze jagen niet meer, gebruiken geen wapens en zijn niet bang voor lawaai. Ze zijn zorgeloos en goedgelovig. Hele generaties worden opgevoed als vrouwen en kinderen, die geheel afhankelijk zijn geworden van de heer van het huis. Deze levenswijze wordt een eigenschap en vervangt de natuurlijke aard. Stedelingen genieten van hun welvaart, kijken neer op alles wat noodzakelijk is voor de instandhouding van de groepssolidariteit en ook dat wordt een karaktereigenschap. Op mensen die landbouw beoefenen wordt neergekeken en van generatie op generatie wordt de onderlinge solidariteit minder en neemt de vechtlust af. En dan ontstaat er een moment waarop dat helemaal is verdwenen. Dan komt niemand nog op voor een ander. Het is de voorbode van de ondergang. Er is dan ook géén sprake meer van politieke macht. Onderdanigheid en volgzaamheid breken de solidariteit. De stedelingen zijn vervolgens niet meer in staat zich te verdedigen of te beschermen, laat staan anderen te domineren. Door het verdwijnen van de solidariteit verdwijnt ook de eerst zo sterke politieke macht. De samenleving valt ineen en wordt opgeslokt door andere heerschappijen.

















De gemeenschappelijke wil tot macht in de praktijk

Vanuit de Badāwa of de rurale cultuur en samenleving brengt de groepssamenhang, de gemeenschappelijke aspiraties of de gemeenschappelijke wil tot macht (de Asabiyya) een ontwikkeling op gang naar de Hadāra, de stedelijke cultuur en samenleving. En dat kan vervolgens weer leiden tot een heerschappij of een staat. In een staat zullen de steden de belangrijkste rol blijven vervullen, waarbij de stad ook het omringende platteland, waar de stad uit is voortgekomen, zal blijven beheersen. Dat houdt overigens in dat steden zowel het rurale gebied, als ook de staat als zodanig nodig hebben, om zich politiek en economisch te kunnen handhaven. En of het voor steden mogelijk is zich over langere tijd te handhaven hangt af van de (politieke) macht die men heeft. Macht is bij dat alles van doorslaggevende betekenis.

De mensen, die een gemeenschappelijke wil tot macht hebben, zijn de dragers van een samenleving. Er is dan sprake van een gemeenschappelijk gedragen waardesysteem. Als een rurale samenleving, op basis van een bepaald waardesysteem, zich ontwikkelt tot een stedelijke cultuur, dan heeft de solidariteit moed bewezen om overwicht te krijgen. De feitelijke macht komt vervolgens te liggen bij de personen en families, die de wil tot macht verwoorden. Dat is met zoveel woorden de daaropvolgende fase. In de opvolgende ontwikkelingscycli speelt deze verwoorde macht een doorslaggevende rol via politiek en bestuur. Op macht gebaseerde politiek en bestuur zijn de krachten in een samenleving, die de heerschappij in stand houden en de mensen onderling tegen zichzelf beschermen. Dat ontstaat via algemene rechtsregels, ook al houden politiek en bestuur zich gaandeweg niet aan deze regels. De rechtsregels worden gebaseerd op een algemeen aanvaard waardesysteem. Maar macht in een samenleving kan alleen ontstaan en kan alleen blijven bestaan door economie. In economie vindt waardevermeerdering plaats. Arbeid wordt gecombineerd met techniek en dat voegt aan iets deze waarde toe. De waarde, van datgene wat hierdoor wordt gecreëerd, doet welvaart toenemen. Macht hebben over de eigenschappen van de toegevoegde waarde bepaalt de macht, die een individueel mens heeft binnen de samenleving. Eigenschappen zijn niet alleen arbeid en ambachtelijke technische kennis als zodanig, maar ook bijvoorbeeld grondstoffen. Wie iets te zeggen heeft binnen de structuur van waardevermeerdering ontwikkelt als vanzelf macht.

Voorts moet onderscheid worden gemaakt tussen verschillende rangen in een samenleving om macht mogelijk te maken. Deze rangen zijn van belang, omdat de natuurlijke ordening van het bestaan nu eenmaal macht vereist. Als macht op meerdere niveaus eenmaal is verworven, dan ontwikkelt zich een leven van voorspoed en krijgen de mensen in al de verschillende rangen meer kansen hun leven te verbeteren. Men accepteert daarbij de positie in de eigen rang en dat is gebaseerd op de bestaande solidariteit. Gaandeweg neemt voor iedereen de luxe toe en er ontstaan steeds meer ambachten om tegemoet te kunnen komen aan de hang naar comfort. Een machtsstructuur brengt als vanzelf rijkdom voort.

Wie in het begin van de cyclus aan het bewind komt neemt de gewoonten over van de voorgangers, waarbij de eigen gewoonten niet worden opgegeven. Zo ontstaat evolutie en verandering. Edoch, zoveel generaties verder is de verbinding met de eerste generatie, of het volk met hun oorspronkelijke gemeenschappelijke wil tot macht op basis van een collectief waardesysteem, verzwakt. Men heeft inmiddels geen voeling meer met de rurale wereld, waar de eerste generatie uit is voortgekomen. De onderlinge solidariteit vermindert. Men leeft inmiddels in een samenleving, waarin het hoofdzakelijk de welvaart is die nog samenhang biedt, maar de diepere verbinding tussen de mensen is dan al aan het verdwijnen. Het hebben van macht als zodanig ondermijnt per definitie solidariteit tussen mensen. Macht corrumpeert namelijk als vanzelf en dat leidt tot decadentie. En in de gehele ontwikkelingscyclus van een stad of staat ontwikkelen vroeg of laat machthebbers een voorkeur voor luxe met veel vertoon. Hierbij zijn overigens álle lagen van de bevolking betrokken, omdat ook hún welvaart is toegenomen. De machthebbers hebben dan rechtevenredig de neiging meer belasting op te leggen aan het volk en dat leidt tot een verzwakking van de staat. Stijgende belastingen veroorzaken dalende welvaart.






















Een dalende welvaart doet ook de nog resterende samenhang tussen de mensen gaandeweg verdwijnen. Deze samenhang is de cohesie tussen de mensen, die nog steunt op de allengs afnemende economische voorspoed. De resterende voorspoed komt in toenemende mate alleen nog ten goede aan een steeds kleiner wordende groep mensen. Langzaam ontstaat chaos, omdat men geen verbinding meer heeft met de oorspronkelijke gemeenschappelijke wil tot macht op basis van een collectief waardesysteem. Er is van een diepere natuurlijke samenhang tussen de mensen geen sprake meer. De broodnodige diepgewortelde solidariteit, om voor elkaar op te komen, is geheel verdwenen. Het is de rurale wereld die zich dan krachtiger zal kunnen manifesteren, als men een gezamenlijke overtuiging heeft. Dat bestaat uit een nieuw waardesysteem, gedragen door de belangrijke solidariteit. Onderlinge solidariteit staat daarbij aan de basis van de machtscyclus. Zodra men in de rurale wereld nieuwe politieke macht heeft ontwikkeld, waarbij men aldus een nieuwe gezamenlijke wil tot macht heeft gecreëerd, móeten ze steden stichten óf in bezit nemen. Mensen met macht verlangen naar een kalm, rustig en gemakkelijk leven. Maar ze moeten zich tegelijkertijd kunnen verdedigen tegen rivalen. Dat zijn belangrijke redenen, waarom stedelijke samenlevingen tot ontwikkeling komen.

Indien u uitvoeriger wilt lezen over de Al-Muqaddima van Ibn Khaldûn dan bevelen wij u van harte de Nederlandse versie aan, De Muqaddima. Dat boek is uitgegeven door uitgeverij Bulaaq in Amsterdam. De inhoud ervan is gekozen door Heleen Koesen en Djûke Poppinga. Zij verzorgden ook de vertaling uit het Arabisch en voorzagen de teksten van aantekeningen. Wij hebben ons met het bovenstaande betoog gebaseerd op deze vertaling van dit bijzondere boek.


AFBEELDING

Het landleven, verzamelwerk met Bucolica, Georgica met argumentatie, Aeneis met argumentatie en voorwoord, manuscript van omstreeks 1485, Pauselijke Staat
British Museum

Het ontspringen van een oliebron bij Rome (fragment), Mirakelboek van Augsburg, manuscript van omstreeks 1550, Heilige Roomse Rijk
Kunstverzamelaar Mickey Cartin

Armoede en Rijkdom, Roman de la Rose, manuscript van omstreeks 1495, graafschap Vlaanderen
British Museum